De stafkaart

De naam Stafkaart komt uit de negentiende eeuw toen dit soort kaarten enkel door militairen werden gemaakt en gebruikt. De kaarten waren in de eerste plaats voor de militaire staf, de officieren, bedoeld. In het gebruik bij scouting wordt deze naam nog veel gebruikt. De officiële naam is Topografische kaart.

Bij Scouting wordt meestal de 1:25.000 (1cm = 250m) topografische kaart gebruikt. De vakjes op de kaart zijn in het echt 1km keer 1km groot.

Omdat op de kaart natuurlijk niet alles kan worden nagetekend, wordt gewerkt met tekens. De verklaring van de tekens heet de legenda. Als je de legenda van de kaart eens goed bekijkt, dan zie je hoeveel er wel niet allemaal op de kaart wordt aangegeven.

Als je wilt weten waar je je op de kaart bevindt, dan moet je eerst weten hoe je de kaart moet vasthouden. Dat klinkt lachwekkend... maar hier wordt bedoeld: je moet het Noorden op de kaart ook in de richting van het noorden houden. "De kaart op het noorden leggen" of "oriënteren", heet dat. Het is wel handig om te weten dat bij de meeste kaarten de bovenkant het noorden is.

    

Vroeger was de bovenkant van een kaart niet het Noorden maar het Oosten. Om de kaart goed te kunnen gebruiken moest men de bovenkant dus eerst naar het Oosten "de Oriënt" draaien, oftewel “Oriënteren”.  

Je kunt de stafkaart downloaden van de website scoutingtools.nl. Let er dan wel op dat je de kaart op ware grootte afdrukt.

Op de stafkaart staan allemaal vierkantjes. Dit rijksdriehoekscoördinaten (de driehoek komt van de manier waarop dit ooit is opgemeten). Rijksdriehoekscoördinaten worden meestal niet in gps-apparaten gebruikt, maar sommige gps-apparaten kunnen ze wel omrekenen. Als je, bijvoorbeeld in een coördinatentocht een coördinaat krijgt waar je naar toe moet, dan kun je met de vierkantjes en een kaarthoekmeter uitrekenen waar je zijn moet. Onze blokhut heeft bijvoorbeeld de coördinaten 103,51  493,72 

We kijken eerst naar de cijfers voor de komma, 103 en 493. Het eerste getal gaat om een lijn die van noord naar zuid loopt. Alle lijnen die van noord naar zuid lopen hebben een nummer onder 300. Op de kaart zoeken we lijn 103 op. 493 gaat om een lijn die van oost naar west loopt. Als je die twee lijn gevonden hebt, zoek je op waar ze kruisen.

Wij hebben daar nu een rode pijl neergezet, maar die staat er natuurlijk normaal niet. Elk vakje is ook nog eens in honderd keer honderd vakjes verdeeld, maar als ze daar ook lijntjes voor gingen zetten, zag je de kaart niet meer. Daarom hebben we de kaarthoekmeter. Dat is een doorzichtig plastic pasje waarop twee hoeken staan afgedrukt. 

 Nu is het even opletten. De meeste stafkaarten (bij onze scoutinggroep) hebben een schaal van 1:25.000. Dus wij zullen meestal de buitenste kaarthoekmeter gebruiken. Dat is voor de getallen achter de komma, 51 en 72. Leg de kaaarthoekmeter met de nul rechtsboven bij de kruising van de twee lijnen (waar nu de rode pijl bij staat. Schuif de kaart nu naar rechts tot de 51 op de kruising ligt. Daarna schuif je de kaarthoekmeter naar boven tot de 72. Nu ligt het nulpunt op onze blokhut. Nu je weet waar je bent, of waar je heen moet, zou je met het kompas kunnen bekijken welke kant je op moet.